1

De hazelworm (Anguis fragilis) is een pootloze hagedis uit de familie hazelwormen (Anguidae).

De hazelworm heeft een bruine kleur, wordt ongeveer 45 centimeter lang en heeft een rolrond lichaam zonder poten. De hagedis is een van de meest verbreide en algemeenste reptielen van Europa en komt onder andere voor in Nederland en België. Het is een bodembewoner die zich meestal verstopt en daardoor weinig te zien is. Door het pootloze lichaam en de gewoonte vaak de tong uit te steken wordt de onschuldige hazelworm vaak aangezien voor een slang. Belangrijke verschillen tussen een hazelworm en een slang zijn de relatief stijve voortbeweging, de tong die niet sterk gevorkt is en de beweegbare oogleden van de hazelworm.

Kenmerken

De hazelworm wordt ongeveer 35 tot 45 centimeter lang, soms wordt een lengte van 50 cm bereikt. Meer dan de helft tot twee derde van het lichaam bestaat uit de relatief lange staart.[2] De grens tussen het lichaam en de staart is aan de bovenzijde moeilijk te zien maar is aan de onderzijde juist makkelijk te bepalen aan de hand van de positie van de cloacale opening. De staartpunt van de hazelworm is opvallend stomp.

De hazelworm heeft een glanzend lichaam, door de relatief kleine schubben. Vooral de juvenielen glanzen sterk, de volwassen dieren doen enigszins metaal-achtig aan. Onder de schubben zijn kleine beenplaatjes of osteodermen aanwezig die ter bescherming dienen en de hagedis een enigszins stijf voorkomen geven.

In tegenstelling tot veel hagedissen is de kop nauwelijks te onderscheiden van het lichaam. De ogen zijn relatief klein en vallen duidelijk op doordat ze een geelrode tot dieprode kleur hebben, de bek is duidelijk hagedisachtig. De hazelworm gebruikt de tong om geuren op te pikken die vervolgens worden uitgelezen door het orgaan van Jacobson, een vomeronasaal orgaan in het gehemelte van de bek. Dit zogenaamde tongelen doet denken aan slangen, maar er zijn ook vele hagedissen die op een dergelijke manier de lucht 'proeven'. De hazelworm heeft in tegenstelling tot slangen geen opening aan de voorzijde van de bek en moet telkens als de tong wordt uitgestoken de bek een stukje openen. De tong is niet zo sterk gevorkt als bij slangen maar heeft een verbreed uiteinde dat voorzien is van een duidelijke inkeping.

De hazelworm heeft relatief grote en lange tanden die echter moeilijk te zien zijn bij een levend exemplaar. Het gebit is gericht op het eten van slakken en wormen; zie ook in de paragraaf over voedsel. Een bijzonderheid is de aanwezigheid van een externe gehooropening bij hazelwormen in het oostelijke deel van het verspreidingsgebied die bij exemplaren in het westen ontbreekt.

De hazelworm heeft meestal een bruine kleur die vergelijkbaar is met de schil van de hazelnoot, de buikzijde is bij volwassen exemplaren lichter. In vergelijking met veel andere Europese hagedissen is er nauwelijks variatie, ondanks het grote verspreidingsgebied. De bovenzijde is bruin tot grijs met op de rug en flanken meestal enkele dunne donkere strepen van de nek tot de staart, vooral bij de vrouwtjes, die soms bestaan uit rijen zeer kleine vlekjes. De flanken zijn bij de vrouwtjes vaak donkerder gekleurd. Binnen het enorme verspreidingsgebied zijn de kleuren variabel; sommige exemplaren zijn roestbruin, geel of zelfs zwart. In de paartijd krijgen vooral de mannetjes blauwe vlekken op de rug maar ook bij vrouwtjes kan dit voorkomen. Het belangrijkste verschil tussen mannetjes en vrouwtjes zijn de donkere flankstrepen van de vrouwtjes, die bij mannetjes ontbreken. Daarnaast hebben de mannetjes een bredere en grotere kop. Mannetjes zijn ook variabeler van kleur en kunnen roodbruin, koperbruin of grijs van kleur zijn.

De juvenielen hebben een afwijkende kleur, maar zijn verder miniatuurversies van de volwassenen, ze zijn ongeveer 7 tot 10 centimeter lang en doen denken aan een regenworm. Ze groeien echter snel en zijn na twee jaar al meer dan 20 centimeter lang. Juveniele dieren zijn helder geelbruin tot zilverachtig gekleurd en hebben een donkere vlek achter de kop die in een donkere dorsale streep doorloopt tot de staartpunt. De flanken van jonge exemplaren zijn zeer donkerbruin, de buik is zwart. Na enkele jaren krijgen ze dezelfde kleuren als de volwassen dieren, waarbij de zwarte buik steeds lichter wordt en de goudgele rug donkerder.

Verspreiding en habitat

De hazelworm komt uitgezonderd Ierland en noordelijk Scandinavië in geheel Europa voor, en daarnaast in delen van Anatolië en noordelijk Afrika. De hazelworm komt voor in de landen: Albanië, Algerije, België, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Engeland, Estland, Griekenland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Iran, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Macedonië, Moldavië, Montenegro, Nederland, Noorwegen, Oekraïne, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Rusland, Servië, Slovenië, Turkije, Spanje, Tunesië, Wit-Rusland, Zweden en Zwitserland.

De hazelworm is eierlevendbarend en zet geen eieren af maar draagt de embryo's met zich mee tot de jongen volledig zijn ontwikkeld. Hierdoor is de hagedis minder afhankelijk van zonnewarmte wat betreft de embryonale ontwikkeling wat een groot voordeel is ten opzichte van veel andere reptielen. De hazelworm kan zich hierdoor ook handhaven in hooggelegen gebieden zoals berggebieden. In Zwitserland is de hagedis aangetroffen op een hoogte van 2000 meter, in Oostenrijk tot 2400 meter hoogte. Ook in de bergstreken van de Balkan komt de hazelworm voor, op een hoogte van 1500 tot 1800 meter.

In Nederland is de hagedis overal te vinden behalve op de Waddeneilanden en in de provincies Flevoland en Groningen. In Friesland is de soort alleen in het uiterste zuiden bekend. De hagedis is het meest algemeen op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. In België is de soort vrij algemeen en komt in alle provincies van het land voor. In Vlaanderen staat de hazelworm bekend als een algemeen verspreide soort die waarschijnlijk meer voorkomt dan gedacht wordt, wat te maken heeft met de verborgen levenswijze.

De habitat bestaat uit vochtige, begroeide omgevingen met een strooisellaag waarin het dier in kan schuilen en jagen. De hazelworm is voornamelijk te vinden in bossen op open plekken, bosranden en houtwallen. Ook in door de mens aangepaste omgevingen kan de hazelworm zich handhaven, zoals houtwallen, kalkgraslanden, (spoor)wegbermen, kerkhoven en zelfs in tuinen, parken en volkstuintjes kan de hagedis worden aangetroffen. In meer agrarisch georiënteerde landschappen is de hagedis te vinden in de overgangen van het landschap en hoekjes van het terrein die niet omgeploegd worden door landbouwwerktuigen . Een belangrijke voorwaarde die gesteld wordt is de aanwezigheid van schuilplaatsen, zoals houtstapels of dichte bodemvegetatie. De hazelworm wordt ook wel gevonden in mierenhopen, die gebruikt worden als schuilplaats. Vooral de jonge hazelwormen spenderen een groot deel van hun tijd in mierenhopen. Ze hebben niets te vrezen van de mieren door de gepantserde huid en de kleine ogen. Bovendien profiteren ze van de felle bescherming van het nest tegen gezamenlijke vijanden zoals de spitsmuis.

Levenswijze

De hazelworm is een overwegend schemeractieve soort die maar zelden overdag wordt aangetroffen, soms wordt een zonnebad genomen maar nooit in de felle zon. Tijdens het nemen van een zonnebad schuilt de hazelworm vaak tussen de bladeren en is zo moeilijk te zien. Overdag verstopt de hagedis zich onder stenen, tussen de bladeren of in holle boomstronken. Vaak worden deze door de zon beschenen zodat de schuilplaats relatief warm is. Alleen na regenval op warme dagen kan de hazelworm overdag worden gevonden, omdat zijn favoriete prooien, slakken en wormen, dan massaal tevoorschijn komen.

Vanwege het ontbreken van pootjes moet de hazelworm zich op de buik voortbewegen, hierdoor is het dier niet zo snel als de meeste hagedissen die plotseling kunnen wegschieten. Opgewarmde exemplaren echter kunnen zich snel door het struikgewas bewegen en de hazelworm kan klimmen maar blijft meestal op de bodem. Soms graaft de hagedis zich in, ook zijn exemplaren aangetroffen die het lichaam hebben ingegraven terwijl de kop boven de grond uitsteekt. De enigszins stijve tred wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van kleine beenplaatjes onder de schubben, die voor bepantsering zorgen maar de hagedis in zijn voortbeweging beperken. De hazelworm kan indien noodzakelijk zwemmen, maar doet dit niet uit eigen beweging.

De hazelworm trekt zich aan het eind van de zomer terug in een winterkwartier voor de winterslaap. De winterslaap vindt plaats in wat meer verscholen plekken, zoals holen onder de grond. Ook holen van andere dieren zoals konijnenholen worden wel gebruikt en composthopen zijn tevens zeer geschikt omdat deze wat warmer zijn door broei. De hazelworm kan hier in groten getale worden aangetroffen, waarbij de dieren vaak in een kluwen liggen. Er zijn schuilplaatsen bekend waarin zich vijf tot meer dan dertig exemplaren bevonden. Van dergelijke schuilplaatsen maken ook andere reptielen gebruik, zo zijn ze zelfs bij adders aangetroffen.

Voortplanting en ontwikkeling

De voortplantingstijd van de hazelworm begint in de lente, als de dieren zijn ontwaakt uit hun winterslaap. De mannetjes verlaten het winterkwartier rond maart, iets eerder dan de juvenielen en de vrouwtjes die rond april tevoorschijn komen. De mannetjes kunnen dan agressief tegenover elkaar zijn en proberen concurrenten met de bek te pakken en weg te slingeren. Oudere mannetjes dragen vaak de littekens van dergelijke confrontaties.

In tegenstelling tot de mannetjes zijn de vrouwtjes niet ieder jaar betrokken bij de voortplanting en ze worden dus niet ieder jaar zwanger. Dit heeft onder andere met de weersomstandigheden te maken. In Nederland wordt slechts 30 procent van de vrouwtjes zwanger in droge jaren, maar in natte jaren kan dit oplopen tot 90%.

Als een koppeltje elkaar gevonden heeft vindt de paring plaats, waarbij het mannetje zoals alle hagedissen gebruik maakt van zijn hemipenis. Dit is een gevorkte penis, omdat de staart in de weg zit bij de paring kan het mannetje zowel links als rechts contact maken. Bij de paring ankert het mannetje zich aan het vrouwtje door haar in de kop of nek te bijten en zich om haar lichaam te wikkelen. De paring kan tot 10 uur duren voor de copulatie plaatsvindt. Een vrouwtje paart met meerdere mannetjes gedurende de paartijd, maar haar eitjes worden pas rond juni bevrucht. Om de ontwikkeling van de embryo's te bespoedigen neemt een zwanger vrouwtje soms een zonnebad.

De hazelworm is ovovivipaar ofwel eierlevendbarend. De eitjes ontwikkelen zich volledig in het lichaam van de moeder en de jongen komen levend ter wereld, meestal rond juli en augustus. De dracht van de hazelworm duurt ongeveer drie maanden. Per worp komen zo'n 3 tot 26 jongen ter wereld, gemiddeld 8. Ze bevinden zich bij de geboorte nog wel in een dun vliesje, maar komen direct uit. Dit is een aanpassing op het relatief koele klimaat waarin de hazelworm leeft; het is in delen van het verspreidingsgebied te koud om eitjes op de bodem af te zetten, ook de levendbarende hagedis kent een dergelijke strategie. Ook bij deze hagedis is slechts sprake van een dun vliesje waarin de jongen ter wereld komen wat ze direct na de geboorte verlaten. De hazelworm echter lijkt zich verder te hebben ontwikkeld dan zijn van poten voorziene verwant omdat het vliesje tienmaal dunner is. Sommige zuidelijke populaties van de levendbarende hagedis zijn ook nog eierleggend.

Het duurt ongeveer 3 tot 4 jaar voor een mannetje volwassen is, bij de vrouwtjes duurt dit iets langer; 4 tot 5 jaar. Na ongeveer 6 tot 8 jaar is de hazelworm uitgegroeid maar blijft zijn hele leven vervellen. De hazelworm kan relatief oud worden, de meeste exemplaren bereiken zo'n 10 tot 12 jaar in het wild. Van een in gevangenschap gehouden exemplaar is bekend dat een leeftijd van 54 jaar werd bereikt. In de natuur wordt de hazelworm nooit zo oud door onder andere natuurlijk verval, zoals predatie, ziekte, voedseltekort en blootstelling aan parasieten.

Voedsel

De hazelworm is carnivoor en eet voornamelijk kleine ongewervelden. In tegenstelling tot de meeste hagedissen wordt niet snel toegehapt maar de prooi wordt eerst nauwkeurig onderzocht en geproefd door veelvuldig de tong uit te steken.

Omdat de hazelworm meestal niet zo snel is, vangt hij ook wat langzamere prooien als (naakt)slakken, regenwormen, spinnen en insecten en de larven. Het grootste deel van het menu bestaat uit weke dieren als regenwormen en naaktslakken. Ook huisjesslakken worden gegeten, deze worden eerst uit hun huisje getrokken. Het gebit van de hazelworm is aangepast op zachte prooien; de tanden zijn scherp en naar achteren gekromd zodat gladde, slijmerige prooien stevig worden verankerd. Na het eten van een slijmerige prooi veegt de hagedis zijn bek langs het substraat om van het slijm af te komen.

Uit waarnemingen blijkt dat soms twee hazelwormen dezelfde prooi grijpen waarbij de dieren om hun as draaien, zodat de prooi in tweeën wordt gescheurd. Net als andere hagedissen zijn hazelwormen kannibalistisch; als ze de kans krijgen eten ze kleinere soortgenoten op en ook andere hagedissen worden bij uitzondering gegeten, zoals de levendbarende hagedis (Zootoca vivipara).

Vanwege het dieet dat voor een aanzienlijk deel uit slakken bestaat wordt de hazelworm gezien als een nuttig dier in tuinen. Waarschijnlijk eet de hazelworm ook de invasieve platworm Arthurdendyus triangulatus die in Groot-Brittannië als een plaag wordt beschouwd.

Vijanden en verdediging

De belangrijkste vijand van de hazelworm is de mens, aangezien veel mensen bang zijn voor alle slangachtige dieren. Jaarlijks worden vele exemplaren onterecht doodgemaakt. De hazelworm is echter volkomen onschuldig en bovendien een nuttige soort vanwege de vele slakken die worden gegeten. Natuurlijke vijanden van de hazelworm zijn verschillende vogels, voornamelijk roofvogels.

Er zijn vele vogels die graag hazelwormen eten, zoals roofvogels als de bosuil, de buizerd, de havik, de ransuil, de sperwer en de torenvalk. Sommige roofvogels als de buizerd kunnen als andere prooien minder voorkomen volledig overschakelen op reptielen zoals de hazelworm. De hagedis wordt ook belaagd door omnivore en aasetende vogels, zoals kippen, eksters, fazanten en kraaien. Verschillende zoogdieren eten de hagedis, zoals de huiskat, de vos, verschillende ratten, marters en de das. Ook de egel, een insecteneter, vreet de hazelworm aan indien de kans zich voordoet. Een andere belangrijke vijand is de gladde slang, die eveneens in België en Nederland voorkomt. Deze slang heeft voor een belangrijk deel andere reptielen als slangen en hagedissen op het menu staan.

De juveniele hazelwormen zijn door hun geringe lengte veel kwetsbaarder dan volwassen exemplaren. Ze vallen soms ten prooi aan grote kikkers en zelfs van loopkevers is beschreven dat ze wel eens jonge hazelwormen pakken.

Als de hazelworm wordt opgepakt kan het dier de staart afwerpen, wat caudale autotomie wordt genoemd. De afgeworpen staart blijft een tijdje kronkelen en trekt de aandacht van de vijand waardoor de hazelworm kan ontsnappen. De staart laat altijd los bij een speciale zwakkere wervel, waarna de staartspieren samenknijpen om het bloedverlies te beperken. De staart groeit later weer aan maar wordt nooit zo lang als de oorspronkelijke staart.

De hazelworm kan ook bijten maar de beet is weinig krachtig.

Bron: nl.wikipedia