1

De zandhagedis, ook wel duinhagedis (Lacerta agilis) is een hagedis uit de familie echte hagedissen (Lacertidae).

Beschrijving

De lengte inclusief staart is ongeveer 16 tot 20 centimeter, sommige exemplaren worden iets langer. De hagedis heeft een relatief kleine kop en stompe snuit. Het vrouwtje heeft donkerbruine flanken met een rij lichte, donker-omrandde vlekjes en een lichtbruine rug. Mannetjes hebben groene tot donkergroene flanken en buik. In de paartijd kleuren de flanken en buikzijde van de man groengeel tot helder groen en op de zijkanten van de rug is vaak aan iedere kant een rij gele vlekjes aanwezig die tot aan de staart doorloopt. Buiten de paartijd is het lastiger om mannetjes en vrouwtjes te onderscheiden. Mannetjes hebben een fijnere tekening en een grovere en bredere kop.

Er zijn verschillende ondersoorten en variëteiten die er iets anders uitzien, de variëteit erythronota heeft bijvoorbeeld een felrode bovenzijde van de rug in de paartijd. De ondersoorten zijn vaak alleen te onderscheiden door een iets afwijkende schubbenstructuur op de kop, of een andere tekening of verspreidingsgebied.

De soort is niet altijd makkelijk te onderscheiden van de fijner gebouwde levendbarende hagedis (Zootoca vivipara). Juvenielen van de levendbarende hagedis zijn te herkennen aan de zwarte staart en het ontbreken van de oogstippen op de flanken. De kop van de levendbarende hagedis is ook wat platter. Vaak worden onvolwassen zandhagedissen aangezien voor levendbarende hagedissen.

Algemeen

De zandhagedis is een bodembewonende hagedis die ook wel kan klimmen. De soort werd in 1758 als één van de eerste hagedissen beschreven door Linnaeus. De zandhagedis komt voor in heel Europa, met uitzondering van noordelijk Scandinavië, Ierland, het Iberisch Schiereiland (Spanje en Portugal), uiterst westelijk Europa en Italië. In Italië komen wel enkele populaties voor maar deze zijn uitgezet of ontsnapt en worden beschouwd als exoot.

De habitat bestaat uit open gebieden met een lage vegetatie, veelal op zanderige en zonbeschenen plekken als open plekken in het bos, zandverstuivingen en heidevelden. Ook kunstmatige elementen als spoordijken zijn vanwege de spaarzame begroeiing en de hoge ligging een geschikt biotoop.De ideale biotoop van de zandhagedis is een licht verruigde oude heide met wat reliëf. Deze biotoop blijkt erg geschikt door de beschutting tegen predatie en wind. De beschutting tegen wind is belangrijk voor de thermoregulatie.

In Nederland komt de zandhagedis veel voor op de Veluwe, hij gaat er wel achteruit door verbossing en grootschalig heidebeheer (plaggen). Op de Utrechtse Heuvelrug is de soort heel sterk achteruitgegaan. Een kleine populatie leeft nog op de Limitische Heide in het Gooi, er wordt geprobeerd de populatie verder uit te breiden naar andere Gooise heidegebieden. In het duingebied gaat de stand van zandhagedis vooruit, mogelijk door de hoge temperaturen van het laatste decennium. Er zijn nog enkele andere zwaartepunten in de verspreiding, zie daarvoor de externe link met waarnemingskaart. Om de zandhagedis en andere reptielen te beschermen zijn specifieke beheersmaatregelen nodig.

Als we verder naar het zuiden van het verspreidingsgebied komen is de zandhagedis op steeds meer biotopen en op steeds grotere hoogte te vinden. Zowel in laaglanden als in meer bergachtige streken tot op 3500 meter hoogte kan de soort worden aangetroffen. s' Nachts en bij koel of vochtig weer schuilt de hagedis in een holletje, onder objecten of in spleten tussen stenen. De zandhagedis is alleen bij zonnig weer actief en is dan erg vraatzuchtig en jaagt op alles wat beweegt en in de bek past, het voedsel bestaat uit insecten en andere kleine ongewervelden. Als de temperatuur midden op de dag teveel oploopt trekt de zandhagedis zich ook weer terug in zijn hol.

De zandhagedis wordt soms in hoge dichtheid aangetroffen, maar de dieren leven solitair in een eigen territorium, waarbij het hol wordt beschermd. Vijanden van de zandhagedis zijn slangen, rovende zoogdieren als katten en vossen, roofvogels en vogels als fazanten, kraaien en ganzen. Ook eten grotere soorten hagedissen zoals de parelhagedis vaak kleinere soorten, maar deze komen in Nederland en België niet voor. De hagedis is in de Benelux niet algemeen en wordt door CITES beschermd.

In Nederland leeft ook de levendbarende hagedis, deze prefereert vochtigere omstandigheden en een wat lagere temperatuur. In gebieden waar beide soorten voorkomen zijn ze toch zelden dicht bij elkaar in de buurt te vinden, waarschijnlijk omdat de zandhagedis predeert op de juveniele levendbarende hagedissen. Door verdroging en biotoopverlies gaat de stand van levendbarende hagedis achteruit, terwijl de stand van de zandhagedis vrij stabiel is.

Voortplanting Paring, het mannetje is groen.

Aan het eind van de winter ontwaakt de zandhagedis uit zijn winterslaap en krijgt na twee vervellingen zijn baltskleuren, althans de mannetjes. Ze verdedigen hun territorium fel tegen mannelijke soortgenoten, en zijn juist vrij wellustig tegen een vrouwelijke soortgenoot. Als een vrouwtje nog niet, of niet meer paringsbereid is, zal ze het mannetje van zich af moeten bijten. Ook bij een paringsbereid vrouwtje heeft de paring wat weg van een gevecht, het mannetje bijt het vrouwtje in de flanken en draait zijn lichaam zó dat de cloaca's van de dieren in contact kunnen komen. Omdat een hagedis een dubbele penis heeft (hemipenis) kan via beide zijden contact worden gemaakt, de lange staart zit bij hagedissen en andere reptielen namelijk in de weg. De paring kan enige minuten duren en er kunnen meerdere pogingen worden ondernomen.

Rond de paartijd die van half april tot half mei duurt worden veel mannetjes waargenomen die op zoek zijn naar vrouwtjes. De vrouwtjes zien we vaker eind mei en begin juni, als ze op zoek gaan naar een geschikte plek om de 5 tot 15 eitjes af te zetten. De eitjes worden begraven in ondiepe holletjes op zanderige zonbeschenen plaatsen. De ontwikkelingsduur van de eitjes is sterk afhankelijk van de temperatuur, als deze rond de 21 tot 24 graden ligt komen de eitjes na twee maanden uit, is de temperatuur lager dan duurt het tot drie maanden. De juvenielen zijn dan ongeveer 5 tot 6 centimeter lang inclusief staart en zijn direct zelfstandig.

Bron: nl.wikipedia